2. Open ter voorbereiding van het inbrengen van
de modelleerballon de Captor hemostaseklep
door die linksom te draaien.
3. Voer de modelleerballon op over de
voerdraad en door de hemostaseklep van het
hoofdlichaam van het introductiesysteem naar
het niveau van de proximale fixatieplaats.
Handhaaf de juiste plaatsing van de sheath.
4. Draai de Captor hemostaseklep rond de
modelleerballon vast met zachte druk door
deze rechtsom te draaien.
5. Vul de modelleerbalon met verdund
contrastmiddel (zoals aangegeven door de
fabrikant) in het gebied van de proximale
bedekte stent, door proximaal te beginnen en
in de distale richting te werken.
LET OP: Vul de ballon niet buiten de prothese
in de aorta op. Wees voorzichtig tijdens
modelleren binnen een dissectie.
LET OP: Bevestig dat de ballon volledig leeg is
voordat die verplaatst wordt.
6. Open de Captor hemostaseklep,
verwijder de modelleerballon en vervang
die door een angiografiekatheter om
voltooiingsangiogrammen uit te voeren.
7. Draai de Captor hemostaseklep rond de
angiografiekatheter vast met zachte druk door
deze rechtsom te draaien.
8. Verwijder of vervang alle stijve voerdraden om
de aorta de natuurlijke positie weer te laten
aannemen.
Laatste angiogram
1. Plaats de angiografiekatheter net boven het
niveau van de endovasculaire prothese.
Voer angiografie uit om de juiste plaatsing te
bevestigen. Verifieer doorgankelijkheid van
boogvaten en de plexus coeliacus.
2. Bevestig dat er geen endolekkages of knikken
zijn en verifieer de positie van proximale
en distale gouden radiopake markeringen.
Verwijder de sheaths, draden en katheters.
NB: Zie Hoofdstuk 11.2, Hulpinstrumenten,
indien endolekkages of andere problemen
worden waargenomen.
3. Repareer de bloedvaten en sluit ze op de
standaard operatiewijze af.
11.2
Onnauwkeurigheden in de selectie van de maat
of plaatsing van het hulpmiddel, veranderingen
of afwijkingen in de anatomie van de patiënt,
of complicaties van de procedure kunnen de
plaatsing van extra endovasculaire protheses
nodig maken. Ongeacht het geplaatste hulpmiddel
zijn de basisprocedures gelijk aan de eerder in
dit document beschreven vereiste manoeuvres.
Het is essentieel dat voerdraadtoegang
gehandhaafd blijft.
Tabel 2 Aanbevolen beeldvormingsschema voor patiënten met endoprothese
Vóór de procedure
Procedureel
Vóór ontslag (binnen 7 dagen)
1 maand
6 maand
12 maanden (daarna jaarlijks)
Beeldvorming dient te worden uitgevoerd binnen 6 maanden voorafgaand aan de procedure.
1
2
Indien type I of III endolekkage, wordt onmiddellijke interventie en aanvullende follow-up na de interventie aanbevolen,
zie Hoodstuk 12.5, Extra toezicht en behandeling.
106 NEDERLANDS
12 B EELDVORMINGSRICHTLIJNEN EN
12.1 Algemeen
De langdurige prestatie van endovasculaire
prothesen is nog niet vastgesteld. Alle
patiënten dienen te worden geadviseerd dat
voor endovasculaire behandeling levenslange,
regelmatige follow-up nodig is om hun gezondheid
en de prestatie van hun endovasculaire prothese
en/of stent te beoordelen. Patiënten met specifieke
klinische bevindingen (bijv. endolekkages,
persisterende flow in vals lumen of veranderingen
in de structuur of positie van de endovasculaire
prothese) dienen extra follow-up te krijgen.
Patiënten dienen advies te krijgen over het belang
van zich houden aan het follow-up schema, zowel
tijdens het eerste jaar als elk jaar daarna. Patiënten
dienen te worden verteld dat regelmatige en
consistente follow-up een essentieel deel is van
het verzekeren van de doorgaande veiligheid en
effectiviteit van endovasculaire behandeling van
dissecties.
Artsen dienen patiënten op individuele basis te
evalueren en hun follow-up voor te schrijven
relatief aan de behoeften en omstandigheden
van elke individuele patiënt. Het aanbevolen
beeldvormingsschema staat in Tabel 2. Dit schema
blijft de minimale vereiste voor follow-up van de
patiënt en dient te worden aangehouden zelfs in de
afwezigheid van klinische symptomen (bijv. pijn,
gevoelloosheid, zwakte). Patiënten met specifieke
klinische bevindingen (bijv. endolekkages, groter
wordende aneurysmata of veranderingen in de
structuur of de positie van de stentprothese of de
stent) dienen vaker follow-up te krijgen.
Jaarlijkse beeldvormingsfollow-up dient
een radiografische voorstelling van de
borst en CT-onderzoeken met zowel met
als zonder contrastmiddel in te houden. Als
niercomplicaties of andere factoren het gebruik van
beeldvormingscontrastmiddel uitsluiten, kunnen
radiografische voorstellingen van de borst en CT
zonder contrastmiddel worden gebruikt.
• De combinatie van CT-beeldvorming met en
• De radiografische voorstellingen van de borst
Tabel 2 vermeld de minimumvereisten voor
beeldvormingsfollow-up voor patiënten met
de Zenith TX2 endovasculaire prothese voor
dissectie met Pro-Form en met het Z-Trak Plus
introductiesysteem. Patiënten die uitgebreidere
follow-up nodig hebben, dienen tussentijdse
evaluaties te krijgen.
Angiogram
(met en zonder contrastmiddel)
X
POSTOPERATIEVE FOLLOW-UP
zonder contrastmiddel geeft informatie over
endolekkage, doorgankelijkheid, kronkeligheid,
progressieve ziekte, fixatielengte en andere
morfologische veranderingen.
geven informatie over de integriteit van het
hulpmiddel (scheiding van componenten,
stentbreuk en scheiding van weerhaakjes).
CT
X
1
X
2
X
2
X
2
X
2
Radiografische beelden
van de borst
X
X
X
X
I-ZDEG-EU-1105-394-02